|
Na eerst een tijdje als
ambtenaar bij de Spoorwe- gen gewerkt te hebben werd Theophile de Bock
leer- ling van de landschapschilder J.W. van Borselen en daarna van de
beroemde Haagse School schilder J.H. Weissenbruch. Hij schilderde bij
voorkeur bos- gezichten en boomrijke landschappen. Hij werd ook wel de
'Beukenschilder' genoemd. Vooral de natuur van de Veluwezoom rond
Oosterbeek en Renkum trok hem aan. Hij was een groot bewonderaar van de
schilders van de Franse Barbizon School, met name van Camille Corot, en
bracht de periode 1878-1880 in Barbizon door. De invloed daarvan is in
veel van zijn schilderijen duidelijk terug te vinden.
|
Historie
Théophile de Bock, kunstschilder geboren in 1851 te Den Haag, gestorven
in 1904 in Haarlem. Zijn leermeesters waren Jan Willem van Borselen en
Hendrik, Johannes Weissenbruch. Zijn grote voorbeeld was Jacob Maris.
Bezocht van 1878 – 1880 de kunstenaarskolonie te Barbizon in Frankrijk
en schilderde in 1881 mee aan het Panorama Mesdag. Was gerenommeerd lid
van de Haagsche School en oprichter van de Haagsche Kunstkring in 1891.
Verbleef van 1895 – 1902 als landschapsschilder te Renkum, waar hij de
kunstenaarsgroep ‘Pictura Veluventis’ oprichtte. Hij had op kasteel
Doorwerth zijn atelier (in de Orangerie).
Boerin met koeien aan een duinmeer
Persoon
Sympathiek, humorvol, filosofisch, somber. Groot organisator (richtte
bij- voorbeeld in 1891 de Haagsche Kunstkring op, ‘de vereniging van wat
jong is en voelt’). Moeilijke ontwikkeling van talent, werkt hard, maar
twijfelt veel. Neerslachtigheid is hem niet vreemd. Ontwikkelde een
romantische kijk op de natuur, die hij uitdrukte in lege landschappen
met een nietige rol voor de mens.
Werken
De landschappen van deze Haagse School
schilder zijn sterk beïnvloed door Corot en Jacob Maris. Zijn doeken,
met forse compositie, met wis- selend licht en schaduw, vlot en breed
geschilderd, met verfijnde tonen in groen en grijs, namen een
afzonderlijke plaats in te midden van het werk van de Haagse School.
Zijn werken werden als modern, maar ook als zwaar en somber ervaren.
Hoewel Hollands in compositie en toets be- zaten zijn landschappen meer
verfijning, een lichtere geest dan men gewoon was. Deze eigenschappen,
ontleend vooral aan Corot en Rous- seau, bekoorden vele jongeren en toen
hij zich dan ook te Renkum ge- vestigd had, groepeerden zich een aantal
landschapsschilders om hem heen.
Landschap bij maanlicht
Belang voor
Gelderland
Leidend figuur van de 2e Oosterbeekse School die op de
Veluwezoom kwamen schilderen naar de natuur (‘en plein air’). Théophile
zelfs op Doorwerth, hij had zijn atelier in de Orangerie, dat hij zijn
‘zomerresidentie’ noemde. Vestigde zich op 24 mei 1895 met zijn gezin in
het landelijker dan Oosterbeek gelegen Renkum, in ‘Villa Anna’ aan de
Nieuwe Weg 19. In het koetshuis aldaar had hij zijn atelier. Had de
bijnaam ‘de Beuken- schilder’ vanwege zijn favoriete motief,
beukenbomen. Vele beuken- laantjes in Oosterbeek en Wolfheze werden door
hem vereeuwigd. Richtte samen met Charles Dankmeyer en vriend Hendrik
van Ingen de eerder genoemde kunstenaarsvereniging ‘Pictura Veluvensis’
op. Deze vereniging kende op haar hoogtepunt in 1910 ruim 200 leden.
Avondschemer, 1903
'Toevallige ontmoetingen'
In 2008 werden de voorbereidingen
getroffen voor een nieuw project op kasteel Doorwerth, genaamd 'Toevallige
ontmoetingen'. Het is hierbij niet de bedoeling dat er een stukje
'Living History' ten beste wordt gegeven, maar het moet vanaf 2009 zo
gaan, dat je tijdens een bezoek aan het kasteel toevallig een vorige
bewoner tegenkomt, die graag zijn of haar verhaal kwijt wil. Zo kan het
gebeuren dat je in de kasteeltuin een tuinman uit de 17e eeuw tegenkomt,
die dan iets over zijn bezigheden vertelt en dat je in de eetkamer
plotseling oog in oog staat met Charlotte Sophie Bentinck, die ook iets
te vertellen heeft. In de keuken is het personeel druk in de weer om
voor de Franse officieren te zorgen en op het voorplein is Théophile de
Bock, schilder uit de 2e Oosterbeekse School anno 1893, bezig met het
vereeuwigen van de oude acacia. Elke 'ontmoeting' is 'toevallig'
tijdens een bezoek in de weekenden aan kasteel Doorwerth...
Scène uit 'Toevallige Ontmoetingen'
Het is het jaar 1893. Théophile woont nog niet permanent op de Veluwezoom. Door
het grote succes van de van Gogh tentoon- stelling van 1892 is de
vooruitstrevende naam van de Haagsche Kunstkring (door Théophile in 1891
opgericht) definitief gevestigd. Komt periodiek naar de Veluwe en houdt
atelier in de Orangerie van kasteel Doorwerth.
|
Scène 'Toevallige Ontmoetingen'
Théophile schildert –gezeten achter een schildersezel- op de
binnenplaats van kasteel Doorwerth de grote boom (kaal) met op de
achtergrond het kasteel. Zet zijn studie op
in olieverf. Zijn tuniek zit onder de (veelkleurige) verf. De haren
woest, een ernstige blik in de ogen. Bezoekers kijken vanachter zijn rug
mee op zijn werk. Théophile staat op en verplaatst zich (onverstoorbaar
naar de boom blijven kijkend) naar de plaats van de toeschouwer(s) en
zegt: “Excuse-moi, maar kunt U enigszins opzij treden? Van hier
heb ik waarschijnlijk een beter zicht. Iets méér boom en wat minder
stenen! Ik hou namelijk erg van bomen, zoals van deze hier. Groot en
machtig groeit hij ons boven het hoofd, soms standvastiger dan een
vesting. Dat is wat ik hier aan het doek wil toevertrouwen!”
Théophile loopt terug naar zijn schildersezel en verzet deze naar de
plek van de toeschouwer(s). Richt zich opnieuw tot de toeschouwer(s):
“U kent de beukenlanen hier in de omgeving? Met dat tere groen in het
vroege voorjaar en het pure bladgoud in de herfst? Daarvoor ben ik naar
de Veluwezoom gekomen, dat mis ik in het drukke Haagsche. Natuurlijk
hebben wij daar ook natuur, het strand en de duinen, en die heb ik dan
ook veelvuldig geschilderd, maar toch… U kent het Panorama? Nee? Nou,
zeker een bezoek waard, en met het hele gezin! En gedenk dan de
eindeloze uren die ik schilderde aan lucht en zand!”
Théophile verdiept zich weer in zijn schilderij en zet met groot penseel
en met forse halen het silhouet op van de boom op het doek. Onderbreekt
zijn werkzaamheden, staart onbestemd voor zich uit en mijmert: “Ik
zou hier permanent moeten kunnen wonen. Nee, niet in zo’n prachtige
villa in Oosterbeek, nee, ik verkies een plek nog meer buiten, een
kleine boerderij of stede, met uitzicht op de rivier. Met het bos in de
rug geeft mij dat een veilig gevoel"
Théophile legt het penseel neer en richt zich zittend tot de
toeschouwer(s): “Het reizen hier naartoe is wel een stuk
makkelijker geworden. Vanuit Den Haag per spoor en naar hier met de
stoomtram. Ik ben uitgestapt bij Hotel Schoonoord en ik voelde mij
gelijk weer thuis! Weet U dat ik zelf ook nog bij het spoor gewerkt heb?
Ik was ambtenaar bij de ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij in
Den Haag. Maar een baan als ambtenaar was niets voor mij, ik heb het er
ook niet lang uitgehouden. Ontslagen, omdat mijn tekenspullen
belangrijker voor mij waren. Ik had ze altijd bij me, ook op mijn werk.
Dat kon niet goed gaan!” Théophile kijkt nu enigszins
verongelijkt: “Ik vroeg bij mijn ontslag nog om 3 maanden vrij
reizen om te kunnen schilderen langs de baan, maar dat was te vergeefs,
nee, ik heb niets meer met ambtenaren!"
Théophile ontsteekt in woede. Pakt zijn penseel weer op en gaat
met wilde halen het canvas te lijf… Enigszins tot rust gekomen vervolgt
hij zijn mijmering: “Jacob Maris, hij opende mij de ogen. Mijn
grote voorbeeld! En niet alleen omdat hij mijn eerste schilderij kocht!
Hij nam me mee naar Barbizon”. Richt zich op en wendt zich tot
de toeschouwer(s): “Weet U waar dat ligt, Barbizon? Bij het bos
van Fontainebleau, een magische plek waar het hart van de natuurschilder
sneller van gaat kloppen! Ik heb daar twee jaar gewoond en gewerkt, en
hard gewerkt! Vaak twijfelde ik toen aan mijn kunnen wanneer ik in de
voetsporen trad van de meesters, Corot, Millet, Rousseau… Maar telkens
weer was het Jacob die mij uit mijn neerslachtigheid redde. Toch denk ik
dat daar mijn grote liefde voor het landleven is ontstaan, ook al moest
ik bij het schilderen op mijn tenen lopen! Wat was het heerlijk om niet
gebonden te zijn aan het atelier en je in de vrij natuur te kunnen
begeven. Leven op brood en wijn!”
Théophile enthousiast nu: “En dan die verf in tubes, die
konden overal mee naar toe. Altijd kant en klaar voor gebruik. En had je
ze even niet nodig, geen nood: Dop erop en later gewoon weer gebruiken!
Kijk ik laat ze U zien!” T. gaat nu rond met de tubes,
demonstreert de dopjes en neemt weer plaats achter zijn schildersezel.
Draait zich weer om naar zijn publiek. “U kent het werk van van
Gogh? Die weet met verf en kleuren om te gaan! Ik ken Vincent nog uit
Den Haag. Samen bezochten wij het Panorama en ik liet hem mijn zee en
duinen zien. Hij was er danig van onder de indruk. Natuurlijk kreeg ik
ook kritiek, men vond het allemaal maar minderwaardig en onartistiek.
Maar ik heb ze de mond gesnoerd en hen recht in het gezicht gezegd: Wat
is makkelijker, een panorama te schilderen, of te weigeren een panorama
te schilderen; wat is artistieker, het te doen of niet te doen? Zonder
een woord te zeggen dropen ze af, ik kon er alleen maar om lachen!"
Théophile ernstig nu: “Ik heb wat te stellen gehad met die
van Gogh! Hij mocht van de grote Mesdag niet eens exposeren, dat hebben
we toen maar zelf georganiseerd en tegen Mesdag geroepen dat wij met dit
‘afval’ WEL verder wilden werken!”
Théophile tegen de omstanders: “En ik moet nu ook verder werken,
voor je het weet zitten er weer knoppen aan de boom en is er niets meer
van het kasteel te zien…” Théophile laat de omstanders voor wat
ze zijn en gaat weer geheel op in zijn schilderstudie...
Huisjes in Renkum (27 x 21 cm)
Een molen in een stormachtig landschap (32 x 51,5 cm)
Een koeienhoedster met haar vee op een zandpad (30,5 x 41 cm)
Een ven in een bebost landschap
(39,5 x 60 cm)
"Laat de spin haar web
maken, de vogel vliegen, de visch zwemmen, een worm kruipen, een
kikvorsch
springen, maar laat mij schilderen op mijn manier; 't heerlijke licht
van de machtige zon, de stemmige maneschijn, het trillen der sterren in
de diep-blauwe atmosheer; de fluweelgroene bosschen, 't kletterende
water, alles, alles wat mij mooi schijnt, want ik geloof dat alles van
en voor mij is." -
Théophile de Bock
Kasteel Doorwerth
Met dank aan: Henk Thijsen (introtekst
'Toevallige Ontmoetingen')
Chartotte Geitenbeek (opzet schilderij) |
|